Een bruine poes liep rond. Het had een wond bij haar heup. Ze was gewond geraakt en had er heel veel last van. Ze had al een tijdje niet gegeten. Was dit haar einde? Zorra voelde zich zwak en had pijn. Deze pijn had ze nog nooit eerder gevoeld. Ze kon niet meer rennen en nauwelijks lopen. Was dit echt haar einde? Ze hoorde wat vogeltje tjielpen. Als ze die kon vangen. Meteen schudde ze het idee van zich af. Dat zou ze toch niet redden met haar wond. Opeens stond er een boom in de verte. Het leek wel dood, er zaten alleen nog blaadjes aan. Mank liep ze er naartoe. Ze vond het een beetje op zichzelf lijken. Dood, maar je zag het niet. In haar hart had ze het allang opgegeven. Ze had er geen zin meer in. Haar leven was toch niks meer waard. Niemand gaf om haar, dus waarom leefde ze nog? Waarom moest ze lijden? Ze wilde de boom in klimmen maar dat lukte niet, dus ging ze ervoor op de grond liggen. Langzaam dwarrelde de blaadjes van de boom boven haar na beneden. Het leven was hard, en dat wist ze nu zeker. Ze sloot haar ogen en hield ze dicht. Ze zou wachten op haar einde. Ze was misschien jong, maar ze kon niet meer verder. Ze legde haar pluizige staart om haar heen en rolde zich op tot een klein balletje. Hoelang zou het duren voordat haar einde kwam. Uiteindelijk viel ze in slaap, ze voelde nu niks meer.
Niet veel later werd ze wakker door iets op haar hoofd. Meteen voelde ze zich zwak en moe. Ze veegde moeizaam met haar staart het irritante ding van haar hoofd. Toen ze dat had gedaan zag ze dat het een blaadje was. Dat blaadje moest haar weer terug naar haar hell hebben gebracht. Haar leven was alleen maar rot. Ze sloot weer haar ogen, maar ze was nu klaar wakker. Toch hield ze koppig haar ogen dicht. Ze wilde weer slapen, maar ze moest weer klaar wakker worden gemaakt door een blaadje op haar hoofd. Ze opende haar ogen en keek voor zich uit. De wereld was alleen maar donker en grauw in haar doodde ogen. Er zat geen straaltje vreugde in haar ogen. Alles was verdwenen. De lust om te leven was er niet meer, ze kon nergens meer om lachen. Ze wilde dat het aan een eind kwam. Maar dat zou haar waarschijnlijk ook niet geschonken worden. Ze kon zich zelf ook nog altijd van een klif afgooien, maar daar zou ze waarschijnlijk te bang voor zijn. Ze kon niks meer. Ze had niet eens meer haar vacht onder houden, die vol klitten en viezigheid zat. Ze sloot haar ogen weer.